Het nieuwste boekje in de reeks "De Skeptische Kijk" is uit.
U kan het hier bij Owl Press bestellen.
Wat volgt is een zeer bondige samenvatting van een lezing die ik heb gehouden op 6 december '97 op uitnodiging van onze eigenste vereniging SKEPP. De lezing was bedoeld als een "try-out". Ik liep namelijk al lange tijd rond met dit onderwerp maar een presentatie "naar buiten toe" bleef uit. Daarom zal ook deze tekst zeer onaf zijn, maar het moge inspirerend werken. Ter compensatie kan ik melden dat recent een schitterend en wél in de diepte gravend boek is verschenen over precies dit onderwerp. Dus wie op zijn of haar honger blijft zitten na het lezen van mijn verhaal, leze het boek van Marianne Doury, Le débat immobile. L'argumentation dans le débat médiatique sur les parasciences (Parijs: Editions Kimé, 1997).
Zoals zovele skeptici heb ik al een mooie reeks debatten en discussies achter de rug met "gelovers". Eén van de zaken die mij daarbij blijft opvallen is dat grosso modo dezelfde argumenten en verdedigingen steeds terugkomen. Met andere woorden, het zou wel eens kunnen zijn dat er een systematiek zit in hun argumentaties. Indien zo, hoe ziet ze eruit? Een andere vaststelling is dat logisch samenhangende, coherente argumentaties vaak totaal geen effect scoren bij de "gelover". Wijs een parapsycholoog op een interne tegenspraak of incoherentie en je krijgt meteen de repliek dat je niet zo eng sciëntistisch moet denken. Dus rijst de vraag: hoe kan je hiermee omgaan? Is hier een verweer tegen? Nu is het zo dat ik aan de Vrije Universiteit Brussel, onder andere, een cursus argumentatie doceer, dus heb ik eigenlijk een theoretisch kader ter beschikking, met name de argumentatietheorie. Dus zou het moeten volstaan om dit kader toe te passen op dit specifieke debat. Merkwaardig genoeg, hoewel argumentatietheorie zowel in Nederland (Else Barth, Erik Krabbe, Rob Grootendorst, Frans van Eemeren) als in België (Chaïm Perelman en Lucie Olbrechts-Tyteca, Leo Apostel, Michel Meyer) een goed uitgebouwde traditie heeft, is er aan dit specifiek onderwerp nog maar heel weinig aandacht besteed. Vandaar deze poging.
Laat ik van start gaan met een aantal elementaire vaststellingen:
Indien ik een samenvatting zou moeten maken van deze paragraaf in de vorm van een aanbeveling, dan zou ik dit zeggen: er is geen neutrale uitgangspositie of, in zwakkere vorm, ga ervan uit dat zo'n positie uiterst zeldzaam is. Anders gezegd, weet wie jouw tegenstander is, weet wie jouw publiek is, weet hoe men elkaar ziet en selecteer in functie daarvan de meest efficiënte argumenten. Maar welke tegenargumenten mag men verwachten?
Traditioneel spreekt men van drogargumenten of drogredeneringen, maar ik houd niet zo erg van deze term, daarom verkies ik de omschrijving hierboven. Bij deze argumenten lijkt de beste strategie te zijn om het argumentschema zelf bloot te leggen en de opponent er op te wijzen dat hij of zij een dergelijk argument heeft gebruikt. Het voordeel van deze strategie is dat men daardoor niet op het argument zelf hoeft in te gaan, waardoor het zijn efficiëntie verliest. Het is mijn indruk - maar een degelijk onderzoek zou dit moeten bevestigen of weerleggen - dat meer dan drie kwart van de argumenten in de debatten tussen "gelovers" en skeptici in deze categorie valt. Een best droevige vaststelling. Het overzicht dat volgt is bondig en beknopt gehouden. Ik verwijs de lezer naar, bijvoorbeeld, het boek van F.H. van Eemeren, R. Grootendorst en T. Kruiger, Argumentatietheorie (Antwerpen: Het Spectrum, 1978) voor een vollediger overzicht.
Wat deze paragraaf betreft, zal ik helaas kort moeten zijn. Vermits we ons hier op inhoudelijk terrein begeven, is het onvermijdelijk dat specifieke para- en pseudo-wetenschappelijke theorieën moeten besproken worden en daarvoor is hier geen ruimte. Ik geef slechts de hoofdindeling weer, zoals die te vinden is bij Chaïm Perelman en Lucie Olbrechts-Tyteca in hun Traité de l'argumentation. La nouvelle rhétorique (Brussel: Université de Bruxelles, 1958, 19763) en waarop het aangehaalde werk van Doury ook grotendeels is gebaseerd.
Argumenten op basis van associatie: In een associatief argument worden twee elementen samengebracht waarbij één van de elementen als justifiërend gegeven optreedt voor het ander element. Algemeen gesteld, wordt er een verband gesuggereerd. Tot op zekere hoogte handelt het debat met de para's en de pseudo's alleen maar hierover. Op basis van een aantal gebeurtenissen die soms samen voorkomen - de droom die "uitkomt", de uitkomst die goed wordt geraden, ... - wordt besloten tot het bestaan van één of ander reëel verband. De skepticus staat voortdurend voor de opdracht om de associatie te ontkennen, waarbij men rekening moet houden met het feit dat men niet altijd een andere associatie kan aanbieden.
Tot slot, wil ik nog even terugkeren naar een opmerking in het begin van deze korte tekst met de bedoeling het onderwerp verder open te trekken en te verruimen.
Zoals ik in het begin schreef, is het een vaak voorkomend probleem dat mensen zich niet laten overtuigen door duidelijke, heldere, scherpe en soms bijna onbetwistbare argumenten. Met een helaas niet zelden maar al te vaak vertoonde verbetenheid wordt een redenering verworpen zonder een zinnig tegenargument te produceren, behalve de in paragraaf 3 vermelde "argumenten". Hoe kan dit verklaard worden? Wat volgt is maar een grof idee, maar ik verwijs de lezer naar mijn boek Tot in der eindigheid (Antwerpen: Hadewijch, 1997) en in het bijzonder hoofdstuk 4 ("Gods tussenkomsten") voor meer details. Mijn idee(tje) is gebaseerd op de volgende vaststellingen betreffende de dagdagelijke kennis van de mens:
Het idee(tje) zelf is dat deze fouten in ons denken, weten en redeneren de resultaten zijn van onze evolutionaire voorgeschiedenis waarin het, om te overleven, van groot belang is om snel te kunnen beslissen. Maar snel beslissen brengt fouten maken met zich mee en sommige van die fouten zijn dermate hardnekkig dat wij ze maar blijven meesleuren. In analogie met optische illusies, spreek ik van cognitieve illusies. Een mooie uitwerking van dit idee is te vinden in het boek van Massimo Piattelli-Palmarini, Onvermijdelijke illusies. Hoe beredeneringsfouten ons denken beheersen (Antwerpen: Het Spectrum, 1997). Ik herhaal het: dit is slechts een suggestie die ik hier vermeld. Maar indien slechts een deel ervan gegrond is, dan betekent het dat je als skepticus een nooit eindigende opdracht hebt. Het gaat net zo als met optische illusies: ik weet wel dat die twee lijnen even lang zijn, maar is die éne lijn toch niet langer?
Alles wat in deze tekst werd besproken plaatst zich in een kader waarbij de deelnemers aan het debat een minimale eerlijkheid en openheid nastreven. Maar in het debat met para's en pseudo's moet men, helaas, voortdurend rekening houden met misleiding, zuiver bedrog en simpelweg leugens. Dat is echter een ander onderwerp waar wat men ertegen doet zwaarder weegt dan wat men erover zegt of schrijft.
Jean Paul Van Bendegem
Vrije Universiteit Brussel
Universiteit Gent