Kritiekloos vaccineren

Niet meer van deze tijd?
18-09-2018

-

door verscheen in :
14 minuten
Leestijd:
Vaccinatie als medische interventie is in onze maatschappij niet meer weg te denken. We krijgen op jonge leeftijd een aantal standaardvaccins om verschillende ziekten te voorkomen en we enten ons in tegen tropische ziektes als we op een verre reis gaan.

Er zijn zelfs onderzoekers bezig met de ontwikkeling van therapeutische vaccins tegen kanker, vaccins die de bloeddruk onder controle houden of zelfs vaccins om de effecten van drugsmisbruik tegen te gaan. De standaardvaccins om ziekten zoals polio, rodehond of mazelen te voorkomen zijn volgens het WHO nog steeds een van de meest kosteneffectieve medische interventies van deze tijd. Bij vaccinatie wordt het lichaam gestimuleerd om antistoffen te maken tegen bepaalde ziekteverwerkers om zo tot actieve immunisatie te komen. Dit gebeurt bijvoorbeeld door een verzwakte of dode vorm van een ziekteverwekker in te spuiten, zoals bij de standaardvaccinaties tegen de gekende infectieziektes. Wanneer men gevaccineerd is, is het lichaam al immuun wanneer men effectief in contact komt met deze ziekteverwekker. De eerste aanwijzingen voor het gebruik van een vorm van inenting dateren al van 1000 v. Chr. In China werden de korsten van met pokken besmette mensen gebruikt om de ziekte bij andere mensen te voorkomen. In Europa merkte men tijdens de 18e eeuw dat mensen die besmet waren met het koeienpokkenvirus niet meer geïnfecteerd werden door de menselijke pokkenvariant. Dit fenomeen werd onderzocht door de arts Edward Jenner, die hierover in 1798 een publicatie uitbracht waarin hij de effectiviteit van inoculatie van koepokken als bescherming tegen echte pokken aantoonde. Jenners publicatie kon in het begin echter niet op een grote bijval rekenen. Een grote tegenbeweging ontstond die het gebruik van het vaccin probeerde tegen te gaan. Na de invoering van het verplicht gebruik van het vaccin in 1853, is deze tegenstand echter niet weggevallen. Zo lang vaccinatie bestaat, zijn er tegenstanders geweest.

Vandaag is er echter een groeiende scepsis tegenover vaccinatie. Het komt steeds vaker voor dat mensen bewust niet vaccineren. Ze beweren gegronde redenen te hebben om aan te nemen dat vaccinatie meer schade veroorzaakt dan ziekten helpt te voorkomen. Deze antivaccinatielobby bestaat slechts uit een klein deel van de bevolking, maar het is een koppige groep die probeert zoveel mogelijk mensen te overtuigen door het verspreiden van antivaccinatiepropaganda via verschillende mediakanalen. Dit heeft ertoe geleid dat de dekkingsgraad gedaald is voor standaardvaccins en dat het risico op het uitbreken van ziekten, die vroeger door vaccinatie waren uitgeroeid, is toegenomen. Zo meldde het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) dat er vorig jaar opnieuw uitbraken van mazelen waren in Europa. Van de 15000 gemelde gevallen waren er 34 met dodelijke afloop.

Het aantal mensen dat weigert hun kinderen te laten vaccineren is een groter probleem in landen zoals de Verenigde Staten, waar de aanbevolen gecombineerde 7-vaccinserie slechts een dekking heeft van 72%. Dichter bij huis - in Frankrijk en Nederland - worden de vaccinatiedekkingsdoelen van 95% meestal niet gehaald4 . In Vlaanderen wordt de beoogde dekkingsgraad voor de meeste basisvaccins wel gehaald. De groep die weigert te vaccineren blijft dus klein. De discussie over wel of niet inenten mist echter het standpunt van een groep mensen die niet radicaal tegen vaccinatie zijn, maar sceptisch kijkt naar de noodzaak en de gevolgen ervan. De term “vaccine hesitancy” is van toepassing op het spectrum van mensen dat zich bevindt tussen de twee uitersten: complete weigeraars (o.a. om religieuze redenen) en mensen die vaccineren zonder enig aspect ervan in twijfel te trekken.

Hoe komt het nu dat een aanzienlijk percentage van de samenleving vraagtekens plaatst bij deze praktijk? Er bestaat geen universeel algoritme om te voorspellen waarom men al dan niet gekant is tegen vaccinatie. Dit verschilt van land tot land, en is onder meer afhankelijk van het specifieke vaccin en het opleidingsniveau van de ouders. De redenen waarom men twijfelt om te vaccineren zijn uiteenlopend en complex, maar enkele ervan komen steeds terug.

Vaccinatiebeleid

In elk land zijn er enkele vaccins die sterk aangeraden worden voor elk kind dat geboren wordt: die tegen infectieziekten die men hoopt volledig uit te roeien. Een 100% vaccinatiegraad is echter niet nodig om te voorkomen dat een ziekte niet meer uitbreekt binnen een populatie. De meeste van deze standaardvaccins eisen slechts dat 95% van de doelgroep gevaccineerd is. De overige 5 procent van de mensen die niet gevaccineerd zijn, zijn ook beschermd tegen de ziekte vanwege de zogenaamde “herd immunity” oftewel kudde-immuniteit. In een populatie met een hoge vaccinatiegraad kan de ziekteverwekker zich namelijk niet onder de bevolking verspreiden en zo wordt een epidemie voorkomen. Ook mensen die niet gevaccineerd zijn, profiteren hiervan. Uit een recente studie blijkt dat de vaccinatiegraad van de basisvaccins in Vlaanderen nog steeds zeer hoog is (90-95%, afhankelijk van het vaccin)6 in vergelijking met buurlanden zoals Nederland en Groot-Brittannië.

Te moeilijke vaccinatieschema’s of te veel opeenvolgende vaccinaties kunnen er echter voor zorgen dat ouders besluiten om deze injecties uit te stellen. In landen waar er veel injecties worden gegeven op korte tijd, merkt men dat ouders het er moeilijk mee hebben om hun jonge kinderen aan zo veel prikken bloot te stellen. In principe zijn de ouders vrij om dit standpunt in te nemen, omdat de meeste vaccins niet verplicht zijn door de wet. In België is het vaccin tegen polio (kinderverlamming) het enige wettelijk verplichte, wat een vaccinatiegraad van 97,5 % garandeert. Dit beleid is controversieel omdat het in strijd is met iemands individuele vrijheid om medische ingrepen te ondergaan. Vaccinaties worden alleen verplicht opgelegd als de mogelijkheid bestaat om de ziekte volledig uit de wereld te helpen. Met polio is dit mogelijk omdat het virus zich niet onder dieren kan verspreiden en het vaccin voldoende bescherming tegen de ziekte biedt. Door het wijdverspreide gebruik van het vaccin komt deze ziekte in Europa niet meer voor.

Morele bezwaren

Wetenschappelijke ideeën zijn vaak contra-intuïtief en daarom moeilijk te vatten. Ook bij vaccinatie is dit het geval, omdat het injecteren van mogelijke ziekteverwekkers in je lichaam op het eerste zicht toch iets lijkt waarover je twee keer moet nadenken. Intuïtieve theorieën worden eerder geaccepteerd dan contraintuïtieve theorieën. Op deze manier kan de theorie achter het vaccineren zich sneller verspreiden binnen een bevolking als iets dat als gevaarlijk moet worden beschouwd, aangezien men “het lichaam injecteert met een afgeleide van iets dat mogelijk kan doden”. Zonder experimentele gegevens die aantonen dat dit eigenlijk een strategie is die helpt om immuniteit tegen de ziekte te verkrijgen, zijn mensen minder geneigd om dit te accepteren. Hierdoor kan het buikgevoel dat men tegen inenting heeft worden verklaard. Wanneer men dan toch vaccineert, treedt er cognitieve dissonantie op: men handelt tegen het buikgevoel in.

Mensen hebben de neiging om in het menselijk lichaam een essentie te projecteren. Vaccinatie verstoort de integriteit van deze essentie.8 Dit buikgevoel wordt uitgespeeld door de antivaccinatielobby met het argument dat vaccinatie tegennatuurlijk is. Vaccineren zou iemands “natuurlijke immuniteit” kunnen verstoren. Ze staven dit door te zeggen dat je een betere immuniteit tegen latere infecties verwerft door de ziekte eerst door te maken. Sommige ziektes zoals waterpokken zijn inderdaad minder schadelijk voor een kind dan wanneer een volwassene de ziekte ondergaat. Een ziekte eerst doormaken geeft inderdaad een betere bescherming tegen latere infectie dan een vaccin. De ziektes waartegen men vaccineert zijn vaak echter zeer gevaarlijk om door te maken.

Men zegt vaak dat vaccinatie het slachtoffer is van haar eigen succes. Door de hoge vaccinatiegraad zijn kinderziekten zoals polio tegenwoordig bijna uitgeroeid. Mensen worden niet meer geconfronteerd met de ernst van dergelijke ziekten. Wanneer de kennis over de risico’s van ernstige ziekten minder wordt, begint men te twijfelen aan de noodzaak van de vaccinatie. De bijwerkingen van het vaccin komen daarentegen relatief vaker voor in de samenleving. Een gekende bijwerking na vaccinatie is een grieperig gevoel, en soms kan men ook een allergische reactie tegen het vaccin krijgen. De kans op ernstige bijwerkingen is echter nog steeds veel kleiner dan de kans op sterfte zonder te vaccineren. Dit is een afweging van risico’s die altijd gemaakt wordt wanneer men besluit om vaccins op grote schaal te produceren en aan te bieden. Een ander moreel obstakel tegen vaccinatie is een fenomeen dat “omissie bias” wordt genoemd. Ouders vinden het minder erg als hun kind door een ziekte wordt getroffen wanneer zij het niet gevaccineerd hebben, dan dat hun kind door een ernstige bijwerking van de vaccinatie wordt getroffen. Zij zouden zich namelijk veel schuldiger voelen als hun kind door een actie van henzelf een ernstige ziekte oploopt.

Het internet

Een van de meest voor de hand liggende redenen voor het toenemende aantal mensen die hun twijfels hebben over vaccinatie is de opkomst van het internet. Er wordt namelijk enorm veel verkeerde informatie op het internet verspreid. Het internet is een recent medium waarop iedereen zijn mening kwijt kan. Het is logisch dat dit medium het meest gebruikt wordt door de antivaccinatielobby om hun claims tegen vaccinatie te verspreiden. Het is ook zo dat deze websites zeer gemakkelijk toegankelijk zijn. Studies waarbij neutrale termen als ‘vaccinatie’, ‘vaccin’ of ‘immunisatie’ worden gegoogeld, wijzen uit dat anti-vaccinatie websites hoog in de zoeklijst staan, zeker in landen waar de vaccinatiescepsis groot is. De meeste van deze antivaccinatiewebsites bevatten verklaringen die niet gebaseerd zijn op enige wetenschappelijke kennis en soms zelfs op volledig verkeerde informatie. De meeste mensen die weigeren te vaccineren hebben er vaak op het internet over gelezen. Het is nog niet duidelijk of zij weigeren te vaccineren omdat ze verkeerde informatie op het internet hebben gelezen, of dat mensen die vaccin-kritisch zijn eerder het internet zullen raadplegen om hun gedachten te bevestigen. Mensen die echter op zoek zijn naar algemene informatie, kunnen door zulke websites wel beginnen twijfelen.

Persoonlijke factoren

De feitelijke beslissing om te vaccineren is in hoge mate afhankelijk van persoonlijke factoren. Ervaringen uit het verleden met zorgprofessionals zijn vaak doorslaggevend in de beslissing. Ook de persoonlijke omgeving is belangrijk. Mensen met hetzelfde opleidingsniveau of dezelfde sociale achtergrond (de zogenaamde peer group) nemen vaak dezelfde beslissing. Dit gaat gepaard met maatschappelijke acceptatie. In sommige omgevingen is vaccineren meer de norm dan in andere. Men kan vaccinatie volledig verwerpen om religieuze redenen. Als dit echter geen rol speelt, ziet men dat sommige van deze volledige weigeraars een hoge aanleg hebben om te geloven in samenzweringstheorieën. Hierdoor geraken ze er ook gemakkelijker van overtuigd dat vaccinatie niet deugt. De mate waarin individuen geloven in samenzweringstheorieën is naar verluidt genderafhankelijk en geassocieerd met persoonlijke eigenschappen zoals onzekerheid of paranoia. Geloven in samenzweringstheorieën komt voor in verschillende gradaties. Men kan geloven dat 9/11 is opgezet door de Amerikaanse overheid, of men kan de autoriteit van de wetenschappelijke gemeenschap in vraag stellen. Dit laatste gebeurt vaker, doordat er verhalen de ronde doen over frauduleuze of tegenstrijdige studies, of het slecht toepassen van de wetenschappelijke methode. Ben Goldacre bijvoorbeeld wijst er in zijn boek Bad Pharma op dat in de farmaceutische industrie klinische studies vaak niet-representatieve proefpersonen gebruiken en dat negatieve resultaten niet gepubliceerd worden. Door de nauwe samenwerking tussen academische labo’s en grote farmaceutische bedrijven stelt hij ook de onafhankelijke en onbevooroordeelde status van wetenschappelijke papers ter discussie. Ten onrechte draagt het slecht beoefenen van de wetenschappelijke methode ook bij aan het imago van de volledige wetenschappelijke gemeenschap. Dat dit ook grote gevolgen kan hebben zag men bijvoorbeeld wanneer het onderzoek van Andrew Wakefield in 1998 werd gepubliceerd. Daarin werd een vermeend verband tussen het MMR-vaccin en autisme gelegd. Het bleek te gaan om een geval van belangenvermenging, aangezien Wakefield zelf betrokken was bij de ontwikkeling van een mazelenvaccin. Men concludeerde dat de resultaten van de paper niet te vertrouwen waren. De paper werd ingetrokken, maar is later zijn eigen leven beginnen leiden en werd op grote schaal gebruikt als antivaccinatiepropaganda. Door zijn enorme invloed daalde de vaccinatiegraad in Engeland de jaren erna aanzienlijk. Tegenwoordig zijn er nog steeds mensen die gebruik maken van de onterecht gelegde link met autisme om vaccinatie in een slecht daglicht te stellen, ondanks de terugtrekking van het artikel van Wakefield.

De publieke perceptie van de wetenschap

Sinds de opkomst van het postmoderne denken, hechten steeds meer mensen waarde aan de vrijheid om zelf beslissingen te nemen. Door postmodern denken is men niet bereid één enkele ideologie te accepteren. Dit straalt ook af op de perceptie van wetenschap, die niet meer wordt beschouwd als “de ultieme waarheid”, maar eerder als één opinie naast vele andere. Terwijl de meeste mensen vroeger blind vertrouwden op de kennis van gezondheidsprofessionals en doorgaans kritiekloos hun advies opvolgden, willen ouders tegenwoordig zelf de pro’s en contra’s vergelijken. Dit vooral sinds de komst van het internet, wat door veel mensen ook wordt gezien als een bron van gezondheidsinformatie. Iedereen kan echter zijn mening kwijt op het internet, en de anti-vaccinatie lobby vindt hier ook een weg om dubieuze vaccinatiekritiek te verspreiden . Tegenwoordig bestaan er ook veel zogenaamde alternatieven voor de reguliere geneeskunde, niettegenstaande ze niet op de wetenschappelijke methode zijn gebaseerd. Deze alternatieve geneesmiddelen zoals homeopathie of kruidenmengsels krijgen veel aanhang. Sommige alternatieve geneesmiddelen spelen in op de zorgen van vaccin-kritische stemmen, en bieden de belofte van een meer natuurlijke gezondheidszorg. Vaak geeft men gewoon voedingssupplementen die essentieel worden geacht voor het lichaam, maar andere zogenaamde medicijnen zijn ronduit gevaarlijk. Ondanks het gebrek aan (voldoende) wetenschappelijk bewijs voor de effectiviteit van deze alternatieve geneesmiddelen, beweren veel mensen dat ze erdoor worden geholpen. Zolang deze alternatieve medicijnen geen schade toebrengen aan het lichaam, doen ze geen kwaad als ze supplement. Gevaarlijker wordt het echter als mensen stoppen met hun reguliere gezondheidszorg. Vaccin-kritische stemmen denken vaak dat het immuunsysteem schade ondervindt door het gebruik van zogenaamd onnatuurlijke medische interventies. Vaak vraagt men zich af wat de gevolgen zijn op lange termijn voor het immuunsysteem, en of er enige correlatie zou kunnen bestaan tussen het hogere aantal vaccinaties en het meer voorkomen van allergieën en astma bij de bevolking. Er zijn studies over, maar geen waarbij iets met zekerheid kan worden uitgesloten. Algemeen geldt sowieso dat het moeilijker is om langetermijneffecten wetenschappelijk uit te sluiten. Dit wordt door de antivaccinatielobby vaak gebruikt als argument voor wetenschappelijke oplichterij, hoewel dit door de wetenschap niet opzettelijk wordt stilgezwegen. Het lijkt mij alsof we hier aan de wortels van het probleem raken. Goede wetenschap, waarbij er plaats is voor innovatie en het helpen van mensen, zou een manier moeten vinden om haar reputatie te herstellen, of zich op z’n minst te distantiëren van slechte wetenschappelijke praktijken. Een manier om uitsluitsel te bieden over de betrouwbare gezondheidszorg zijn initiatieven zoals het KCE (Federaal Kenniscentrum voor Gezondheidszorg), die federaal gefinancierd worden om studies uit te voeren om onpartijdig advies te kunnen geven over gezondheidszorg aan beleidsmakers.

Communicatie in de media

Het is belangrijk dat wetenschap een meer populariserende rol aanneemt, en via de media een zo breed mogelijk publiek kan aanspreken. In een opiniestuk schreef professor communicatierecht aan de KU Leuven Leo Neels over eerlijke communicatie op het gebied van wetenschap: “Goede journalistiek moet daarentegen door de emoties heen kijken, de feiten zo objectief mogelijk analyseren”. Hij stelt dat de wetenschap de preferentiële bron van informatie voor degelijke journalistiek zou moeten zijn. Het blijkt echter moeilijk om mensen te overtuigen van de voordelen van vaccinatie met zuiver rationele argumenten. Mensen hebben de neiging om hun buikgevoel meer te vertrouwen dan het advies van de autoriteit te volgen. Dit, en haar aangetaste reputatie, maakt dat de wetenschap zich meer dan ooit moet inspannen om blijven gezien te worden als een betrouwbare informatiebron. In een essay vraagt filosoof Andreas De Block aan wetenschappelijke journalisten om niet langer te bluffen over wetenschappelijke prestaties. Het is een vaak gezien probleem dat eindredacteurs graag controversiële koppen op hun krantenartikels plakken om zo meer lezers aan te trekken. De Block roept echter op tot meer nuancering in hun communicatie: “Als het gaat om kennisverwerving, is wetenschap een feilbaar instrument, maar het is wel het beste instrument dat we hebben. Misschien leidt nuance in de communicatie over wetenschap dan uiteindelijk ook tot meer nuance in het maatschappelijke debat”. Erken dus dat de zaken complex zijn, en maak duidelijk dat de wetenschap niet probeert om de mogelijke bijwerkingen van vaccinatie te ontkennen, maar juist alles inzet op nieuwe ontdekkingen binnen de gezondheidszorg, en dit in het belang van de volksgezondheid. Vaak lijkt het zo dat wanneer er in het publieke debat alleen naar de wetenschap wordt geluisterd, de antivaccinatiebeweging zich juist nog harder keert tegen de wetenschappelijke autoriteit. Dit leidt uiteindelijk tot verdere polarisatie tussen de twee partijen. Hierbij worden de luidste stemmen (de antivaccinatiebeweging versus de wetenschappelijke gemeenschap) gehoord, maar de meer stille partijen, zoals ouders die alleen het beste willen voor hun kind, worden vergeten. Het is dus nuttig om het wetenschappelijke standpunt in de media op te nemen, maar er moet ook ruimte zijn om ethische aspecten zoals het nut van de vele vaccins tegenwoordig in vraag te stellen, en ook te antwoorden op andere specifieke zorgen die mensen hebben bij vaccinatie. Op die manier kan een eerlijk en genuanceerd debat tot stand komen.

Vaccinatiekritiek is tegenwoordig erg sterk aanwezig in onze samenleving. De antivaccinatielobby groeit en lijkt meer grip te krijgen op de publieke perceptie zodat ook het percentage mensen dat vraagtekens plaatst bij vaccinatie toeneemt. Zoals eerder gezegd, heeft België nog steeds een voldoende hoge vaccinatiegraad. Om dat zo te houden, is het belangrijk om jonge ouders te blijven wijzen op de voordelen van vaccinatie en de risico’s van de ziektes waartegen men vaccineert. De redenen waarom men kritisch is tegenover vaccinatie zijn complex, en men zou meer onderzoek moeten voeren naar het ontstaan van deze scepsis. Bovendien moet men proberen het imago van wetenschap als betrouwbare informatiebron terug op te bouwen, door zich te distantiëren van slechte wetenschappelijke praktijken. Geloofwaardigheid van de wetenschappelijke gemeenschap is van cruciaal belang om de publieke perceptie te overtuigen van de goede wil van de wetenschap, en meer specifiek van de noodzaak van vaccinatie in de samenleving.

Authors
Emma Verstraete
Publicatiedatum
18-09-2018
Opgenomen in