Breinmythe: we gebruiken maar 10%!

Wat is de 10%-brein-mythe?

Vaak hoort men beweren dat we maar 10% van ons brein zouden gebruiken. Bovendien wordt deze bewering vaak aan Albert Einstein toegeschreven.

 

Wat geloven mensen?

Dat we ons breingebruik nog serieus kunnen verhogen, dat we eigenlijk nog een enorm potentieel kunnen aanboren.

 

Waarom geloven mensen dit graag?

Omdat het hen de belofte van maakbaarheid en van (bijna ongebreidelde) intellectuele ontwikkeling voorspiegelt. Omdat er ten onrechte vaak wordt verwezen naar het autoriteitsargument als zou het genie Albert Einstein dit hebben vastgesteld of beweerd.

 

Wat zijn de feiten en de kritiek?

Deze uitspraak bevat twee onwaarheden. Ten eerste valt in geen enkele degelijke bron te bespeuren dat Einstein ooit deze uitspraak zou hebben gedaan, zelfs na uitgebreid onderzoek in de directe omgeving van Einstein (Beyerstein, 1999c). Hoogstens wordt het afgedaan als een misquote. Hier wordt valselijk gebruik gemaakt van het autoriteitsargument, in het bijzonder de bekendheid en het aanzien van een bewonderd wetenschapper zoals Albert Einstein. De mythe is wellicht populair gemaakt door journalist Lowell Thomas in een voorwoord van een van de populairste boeken aller tijden: Dale Carnegie’s How to Win Friends and Influence People.

Ten tweede is dat van die 10 % een mythe. Weliswaar een aantrekkelijke mythe omdat het voor ons heel wat mogelijkheden belooft als het waar zou zijn. We gebruiken in de realiteit allemaal 100% van ons brein – dat is duidelijk te zien met de moderne brein beeldvorming technieken. Er zijn geen ‘stille gebieden’ in ons brein ontdekt. Het is wel zo dat bepaalde taken (bijvoorbeeld spreken) in een bepaald netwerk in de hersenen worden uitgevoerd, waardoor het lijkt alsof slechts een klein deel van de hersenen worden gebruikt. Ook is het zo dat wanneer mensen een grondige kennis over of ervaring met een bepaalde taak hebben, zij ook minder breincapaciteit nodig hebben. Het verband is dus eerder omgekeerd: hoe minder je van iets kent, hoe actiever grote delen van je brein zullen zijn. Hoe meer kennis, hoe minder breingebied je nodig hebt… Dit is wat je kan lezen op www.hersenenenleren.nl:

“Tegenwoordig hebben we echter meer inzicht in deze stille gebieden gekregen: zij maken hogere cognitieve functies mogelijk die niet direct aan sensorische of motorische activiteit gekoppeld zijn (Bransford, Brown, & Cocking, 1999). Ook is uit de klinische neurologie gebleken dat zelfs het verlies van veel minder dan 10% van de hersenen al enorme gevolgen heeft voor iemands functioneren. “

De 10%-fabel wordt nog steeds doorverteld in het wereldje van de New Age. Zij willen ons graag doen geloven dat er in de (onbestaande) paranormale wereld meer aan de hand is, en dat ons brein in staat is tot paranormale krachten.

 

Bronnen en verder lezen

Beyerstein, B. (1999). "Pseudoscience and the Brain: Tuners and Tonics for Aspiring Superhumans". In S. Della Sala, Mind myths: Exploring popular assumptions about the mind and brain (blz 59 tot 82). Wiley & Sons.

Carroll, R.T., & Boel, H. (2010). Het woordenboek van de skepticus. Uitgeverij Lannoo.

Lilienfeld, S.O., Lynn, s. J, Ruscio, J., Beyerstein, B.L. (2010). 50 Great Myths of popular psychology. Wiley-Blackwell. (over de 10% Mythe: blz. 21 tot 24 )